Onrechtmatige daad (2) (art. 6:162 BW)

In Onrechtmatige daad (1) besprak ik de praktische zijde van dit leerstuk, geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld. In deel 2 over dit onderwerp behandel ik de vraag aan welke voorwaarden in beginsel een gedraging moet voldoen, wil deze rechtens gekwalificeerd kunnen worden als een onrechtmatige daad zoals bedoeld in artikel 6:162 van het BW.

Het onrechtmatige daad vraagstuk is in de praktijk erg belangrijk voor een maatschappij zoals we die in Nederland kennen, omdat veel vormen van buitencontractuele aansprakelijkheid/schadevergoeding via artikel 6:162 BW gestalte hebben gekregen. Aan welke criteria dien je een daad te toetsen om vervolgens tot de conclusie te kunnen komen of die daad wel aldan niet onrechtmatig is? Dat zijn er om precies te zijn vijf: (1) onrechtmatigheid, (2) toerekening, (3) schade, (4) causaliteit, (5) relativiteit.

1. Onrechtmatigheid (artikel 6:162 lid 2 BW)
Wanneer staat de onrechtmatigheid van een gedraging vast? Lid 2 van artikel 6:162 BW zegt daar het volgende over:

Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht (1.1) en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht (1.2) of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (1.3), een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond (1.4).

1.1. Inbreuk op een recht
Onrechtmatigheid staat in ieder geval vast wanneer er sprake is van inbreuk op een recht. Het type recht waar hier over gesproken wordt is doorgaans een subjectief recht. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om de voorruit van mijn auto stuk te slaan met een honkbalknuppel, zelfs niet als ik diezelfde auto kort daarvoor heb gebruikt om over je mooie gesigneerde voetbal heen te rijden.

1.2. Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
In Nederland bestaan tienduizenden wettelijke regels waar rechten en plichten uit voortvloeien. Als een norm geschonden wordt die ten doel heeft iemand te beschermen tegen een onrechtmatig doen of (na)laten dan staat onrechtmatigheid van de gedraging in beginsel vast als de norm die strekt tot bescherming van de gelaedeerde is geschonden.

1.3. Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
Waar geen inbreuk plaatsvindt op een recht en ook geen sprake is van een doen of laten in strijd met een wettelijke plicht, kan toch sprake zijn van een onrechtmatig handelen. Er staat nergens in de wet dat het verboden is een leugen te verspreiden, of om essentiële informatie achter te houden. Toch kan dat in concrete gevallen zeer onrechtmatig zijn.

1.4. Rechtvaardigingsgronden
Soms valt een op zichzelf onrechtmatige gedraging te rechtvaardigen. Een juridisch voertuig waarmee dat kan wordt een rechtvaardigingsgrond genoemd. De rechtvaardigingsgronden die we in het Nederlandse rechtsstelsel kennen zijn:

  • Overmacht;
  • Noodweer;
  • Opvolging van een wettelijk voorschrift of wettelijke bevoegdheid;
  • Uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel;
  • Toestemming van degene tegen wie de gedraging zich richt.

Als een collega mij vraagt zijn t-shirt in tweeën te knippen omdat hij dat leuker vindt staan, kan hij achteraf natuurlijk niet roepen dat het onrechtmatig was van mij om zijn t-shirt kapot te maken. Ook toestemming van degene tegen wie de gedraging zich richt wordt doorgaans aangemerkt als een rechtvaardigingsgrond.

Nu de onrechtmatigheid van een gedraging vast is komen te staan, is het tijd te gaan kijken naar het volgende vereiste: toerekening.

2. Toerekening (artikel 6:162 lid 3 BW)
Lid 3 van het inmiddels beroemde artikel 6:162 BW vertelt ons wanneer een daad kan worden toegerekend:

Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

De toerekening van een onrechtmatige gedraging is vaak niet het grootste probleem. De vraag die hier gesteld moet worden is: is de schade voortvloeiende uit de onrechtmatige gedraging, toe te rekenen (de schuld van) de persoon op wie de schade wordt verhaald? Voor kinderen jonger dan 14 jaar is een aparte regeling getroffen en voor personen van 14 jaar of ouder onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming is ook iets bijzonders aan de hand. Het tweede deel van lid 3 heeft onder meer betrekking op de toerekening van de gedraging van een jong kind aan zijn ouders of van de onrechtmatige gedraging van een werknemer aan zijn werkgever.

2.1. Toerekening bij kinderen jonger dan 14 jaar
Artikel 6:164 BW vertelt ons dat een gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, hem niet als onrechtmatige gedraging kan worden toegerekend. Dit zit hem in het gegeven dat zulke jonge kinderen vaak nog niet bewust zijn van de daden die ze verrichten, alsmede de daarmee samenhangende gevolgen. Wat is in kinderogen een onrechtmatige daad? Daarom komt in deze gevallen de aansprakelijkheid van de kinderen voor risico van de ouders of wettelijke voogd(en).

2.2. Toerekening bij een leeftijd van 14 jaar of ouder, onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming
Kun je het iemand met een geestelijke afwijking een onrechtmatige gedraging toerekenen (is het zijn schuld)? Die discussie heeft de formele wetgever uit de weg willen gaan, en daarom bepaalt art. 6:165 BW dat een geestelijke of lichamelijke afwijking niet aan toerekening in de weg hoeft te staan.

3. Schade
Een onrechtmatige gedraging waarbij geen schade is ontstaan, komt zelden voor. Een voor zover een dergelijke gedraging voorkomt is de vraag in hoeverre het interessant is daar tijd en energie aan het besteden om de betreffende gedraging te bespreken. In de tiende afdeling van boek 6 BW (art. 6:95 e.v.) wordt besproken welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. Dit is vermogensschade en ander nadeel wat zowel geleden verlies als gederfde winst bevat. De rechter is vrij (6:97 BW) om de schade te begroten op de wijze die hem, gelet op de aard van de schade, het meest in overeenstemming lijkt. Het kan hierbij zowel gaan om concrete schadevergoeding (waarbij middels ‘bonnetjes’ aangetoond moet worden wat de schade nou precies is), als abstracte schadevergoeding. Deze laatste vorm tref je doorgaans alleen aan bij vermogensschade en dus niet bij letselschade.

Bij het begroten van het schadebedrag dient rekening gehouden te worden met causaliteit (wederom een vraag van toerekening: in hoeverre is de totale ontstane schade toe te rekenen aan de betreffende (rechts)persoon?), alsmede met een eventuele eigen schuld waardoor de gelaedeerde een deel van de schade zelf moet vergoeden. Voor zover de onrechtmatige gedraging ook een voordeel als gevolg heeft gehad, dient deze te worden verrekend (voor zover dit redelijk is) bij de vaststelling van de schade (art. 6:100 BW).

Als er nadrukkelijk om wordt verzocht kan de rechter, zo vertelt artikel 6:103, beslissen over te gaan tot veroordeling van betaling van de schade anders dan in geld (in natura dus).  Zie ook het arrest Pos/Van den Bosch.

Het leerstuk van schadevergoeding is nog veel uitgebreider en bovenstaande geldt veelal in beginsel. Dit weblogitem behandelt slechts de term en daarom is er geen ruimte om op verdere details in te gaan.

4. Causaliteit (condicio sine qua non-verband)
Als door mijn fout (mijn onrechtmatige gedraging) een file ontstaat van 20 km, daardoor meneer Janssen te laat is voor zijn diner, daardoor zijn business partners boos zijn en de zakendeal niet door willen laten gaan, daardoor voor niks naar Nederland zijn gevlogen vanaf Zuid-Afrika, ze chagrijnig thuis komen bij hun partner, die de volgende dag minder goed presteert op het werk waardoor de omzet van het bedrijf omlaag gaat, de directeur van dat bedrijf dat jaar minder winst uit kan keren en daardoor de rekening van zijn dure Rolex-horloge niet kan betalen en Rolex genoodzaakt is een incassobureau in te schakelen, ben ik dan aansprakelijk voor al deze schade?

Het antwoord is, natuurlijk zou ik haast zeggen, nee. De schade moet in een voldoende causaal verband staan met de onrechtmatige gedraging. Het is evident dat in dit geval door de door mij veroorzaakte file, mijn gedraging van invloed is geweest (of geweest kan zijn) op de vordering die Rolex op de directeur heeft. Maar omdat de schade zo ver weg van mijn gedraging af staat, zou het niet redelijk zijn om deze ook op mij te verhalen, om nog maar te zwijgen over de grote bewijsproblematiek die deze situatie met zich meebrengt.

De noodzakelijke causaliteit is gelegen in het woordje dientengevolge van art. 6:162 lid 1 BW. De schade moet dientengevolge de gedraging ontstaan zijn.

5. Relativiteit
De (geschonden) norm die ingebracht wordt die de onrechtmatigheid van de gedraging impliceert, moet als doel hebben hebben het geschonden recht te beschermen. Zo zijn er regels waar reclame voor geneesmiddelen aan moet voldoen die als doel hebben te voorkomen dat mensen te veel pillen gaan kopen en slikken. Je mag bijvoorbeeld geen voetbalveldgrote billboards ophangen op de Dam met de tekst “Slik medicijn X 7 weken lang, en je voelt je weer helemaal lekker!”. Als ik als medicijnproducent naar de rechter stap omdat mijn naaste concurrent briefjes stuurt naar huisartsen waarin die opgeroepen worden niet langer mijn merkmedicijn voor te schrijven, maar goedkopere zgn. generieke medicijnen dan is dat niet aardig. Maar kan ik mij voor het aantonen van de onrechtmatigheid dan beroepen op de reclameregels voor geneesmiddelen? Het antwoord is in dit geval nee. Omdat de betreffende regels als doel hebben de consument te beschermen en niet om concurrentie te reguleren, zal in dit geval de relativiteit ontbreken.

Wel speelt de overtreding van wetten, normen en regels wel een rol bij de beoordeling van onrechtmatige daadsvorderingen gebaseerd op ‘een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt‘, het zou dan kunnen dienen als extra argument om aan te voeren dat de betreffende gedraging indruist tegen wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is.

-DM

16 reacties op “Onrechtmatige daad (2) (art. 6:162 BW)”

  1. Jan

    Praktische vraag.
    Heb in verband met een huurderskwestie (ten onrechte berekende servicekosten groenonderhoud) voor een mevrouw heel veel (in een overduidelijke kwestie) moeten corresponderen met de verhuurder.
    Verhuurder antwoordde zeer onvolledig en ging niet/nauwelijks in op de aangevoerde argumenten. Op vragen werd ook niet ingegaan. Op ingediende klachten bij de directie i.v.m. het onvolledig en onzorgvuldig antwoorden werd eveneens niet gereageerd. Verwezen werd naar de huurcommissie. Echter voordat de huurcommissie uitspraak had gedaan kwam verhuurder uiteindelijk aan alle eisen tegemoet. Het gevolg van een en ander is dat ik een kostennota voor de verrichte werkzaamheden aan mevrouw heb moeten presenteren. Mevrouw claimt deze kostenpost bij de verhuurder. Verhuurder wijst de claim af. Hierop naar de Geschillencommissie gestapt. De Geschillencommissie geeft mevrouw gelijk en adviseert verhuurder de gemaakte kosten te vergoeden. Verhuurders volgen het advies van de Geschillencommissie vrijwel altijd op; echter dit is geen juridische verplichting.
    De vraag is: hoe kijkt u tegen het volgende aan:
    Stel verhuurder betaalt (ondanks advies geschillencommissie) niet.
    Ik stel daarop mevrouw voor om de kostennota te gaan verrekenen met de verschuldigde huur. Verhuurder zal daarop de huur willen invorderen. Hierop antwoord ik (namens mevrouw) dat verhuurder mevrouw dan maar moet dagvaarden. Besluit verhuurder tot dagvaarding dan zal ik namens mevrouw hierop antwoorden en een tegenvordering (kostenbedrag) instellen (eis in reconventie).
    De schade (kostenbedrag) is ontstaan doordat verhuurder m.i. een onrechtmatige daad jegens huurder pleegt. Verhuurder laat van alles na en strijdt daardoor met de vereiste zorgvuldigheid waardoor verhuurder mevrouw onnodig op kosten heeft gejaagd.
    Ziet u het handelen van verhuurder ook als het plegen van een onrechtmatige daad en kan daardoor een eis in reconventie worden ingesteld.
    Graag verneem ik uw deskundige reactie waarvoor hartelijk dank.

    Jan

  2. Jan

    Praktische vraag.
    Heb in verband met een huurderskwestie (ten onrechte berekende servicekosten groenonderhoud) voor een mevrouw heel veel (in een overduidelijke kwestie) moeten corresponderen met de verhuurder.
    Verhuurder antwoordde zeer onvolledig en ging niet/nauwelijks in op de aangevoerde argumenten. Op vragen werd ook niet ingegaan. Op ingediende klachten bij de directie i.v.m. het onvolledig en onzorgvuldig antwoorden werd eveneens niet gereageerd. Verwezen werd naar de huurcommissie. Echter voordat de huurcommissie uitspraak had gedaan kwam verhuurder uiteindelijk aan alle eisen tegemoet. Het gevolg van een en ander is dat ik een kostennota voor de verrichte werkzaamheden aan mevrouw heb moeten presenteren. Mevrouw claimt deze kostenpost bij de verhuurder. Verhuurder wijst de claim af. Hierop naar de Geschillencommissie gestapt. De Geschillencommissie geeft mevrouw gelijk en adviseert verhuurder de gemaakte kosten te vergoeden. Verhuurders volgen het advies van de Geschillencommissie vrijwel altijd op; echter dit is geen juridische verplichting.
    De vraag is: hoe kijkt u tegen het volgende aan:
    Stel verhuurder betaalt (ondanks advies geschillencommissie) niet.
    Ik stel daarop mevrouw voor om de kostennota te gaan verrekenen met de verschuldigde huur. Verhuurder zal daarop de huur willen invorderen. Hierop antwoord ik (namens mevrouw) dat verhuurder mevrouw dan maar moet dagvaarden. Besluit verhuurder tot dagvaarding dan zal ik namens mevrouw hierop antwoorden en een tegenvordering (kostenbedrag) instellen (eis in reconventie).
    De schade (kostenbedrag) is ontstaan doordat verhuurder m.i. een onrechtmatige daad jegens huurder pleegt. Verhuurder laat van alles na en strijdt daardoor met de vereiste zorgvuldigheid waardoor verhuurder mevrouw onnodig op kosten heeft gejaagd.
    Ziet u het handelen van verhuurder ook als het plegen van een onrechtmatige daad en kan daardoor een eis in reconventie worden ingesteld.
    Graag verneem ik uw deskundige reactie waarvoor hartelijk dank.

    Jan

  3. Hustlerrrr

    Punt 4 is te kort door de bocht. Het gaat in het kader van art. 6 :162 lid 1 BW niet om een feitelijk causaal verband. Dat is er in jouw casus wel!
    Vervolgens zal er op basis van art. 6:98 moeten worden geconcludeerd dat er onvoldoende juridsch causaal verband tussen de oorzaak en het gevolg is. Dit wordt aan de hand van bepaalde criteria gedaan. In deze casus is vrijwel zeker de causale keten doorbroken.
    Samenvattend: het feit dat hier geen csqn-verband is, is onjuist.

  4. Hustlerrrr

    Punt 4 is te kort door de bocht. Het gaat in het kader van art. 6 :162 lid 1 BW niet om een feitelijk causaal verband. Dat is er in jouw casus wel!
    Vervolgens zal er op basis van art. 6:98 moeten worden geconcludeerd dat er onvoldoende juridsch causaal verband tussen de oorzaak en het gevolg is. Dit wordt aan de hand van bepaalde criteria gedaan. In deze casus is vrijwel zeker de causale keten doorbroken.
    Samenvattend: het feit dat hier geen csqn-verband is, is onjuist.

  5. MH

    Beste Hustler,

    De uitleg gegeven in dit artikel op deze website is de juiste. Het gaat wel degelijk om een feitelijk causaal verband dat aanwezig dient te zijn tussen iemands handelen en bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenissen, om deze als ‘gevolg’ -een vereiste voor een O.D.- aan te kunnen merken.

    Verder ben ik benieuwd wat je verstaat onder een ‘juridisch’ causaal verband.

    Groet,
    MH.

  6. MH

    Beste Hustler,

    De uitleg gegeven in dit artikel op deze website is de juiste. Het gaat wel degelijk om een feitelijk causaal verband dat aanwezig dient te zijn tussen iemands handelen en bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenissen, om deze als ‘gevolg’ -een vereiste voor een O.D.- aan te kunnen merken.

    Verder ben ik benieuwd wat je verstaat onder een ‘juridisch’ causaal verband.

    Groet,
    MH.

  7. Hustlerrrr

    Beste MH,

    Het gaat in het kader van art. 6:162 lid 1 BW wel om een feitelijk causaal verband. Mijn excuses. Wat ik probeerde te zeggen, was dat enkel het feitelijk verband niet voldoende is om de aangesprokene te verplichten de geleden schade te vergoeden. Daarvoor volstaat het feitlijk (cqsn-verband) verband niet. In sommige casus, dient op basis van 6:98 BW gecorrigeerd worden. Het gaat dan onder andere om de vraag of aan een oorzaak een JURIDISCH gevolg moet worden toegerekend (juridische causaliteit).

    In het door de topicstarter gegeven voorbeeld is wel degelijk sprake van een feitelijk verband. Of de “test” van art. 6:98 BW wordt doorstaan is zeer onwaarschijnlijk, o.a. gezien de lengte van de causale keten.

  8. Hustlerrrr

    Beste MH,

    Het gaat in het kader van art. 6:162 lid 1 BW wel om een feitelijk causaal verband. Mijn excuses. Wat ik probeerde te zeggen, was dat enkel het feitelijk verband niet voldoende is om de aangesprokene te verplichten de geleden schade te vergoeden. Daarvoor volstaat het feitlijk (cqsn-verband) verband niet. In sommige casus, dient op basis van 6:98 BW gecorrigeerd worden. Het gaat dan onder andere om de vraag of aan een oorzaak een JURIDISCH gevolg moet worden toegerekend (juridische causaliteit).

    In het door de topicstarter gegeven voorbeeld is wel degelijk sprake van een feitelijk verband. Of de “test” van art. 6:98 BW wordt doorstaan is zeer onwaarschijnlijk, o.a. gezien de lengte van de causale keten.

  9. Hustlerrrr

    De uitleg zoals op deze website gegeven is derhalve niet geheel juist. Punt 4 suggereert ten onrechte dat hier geen FEITELIJK causaal verband is. Het cqsn-verband is er wel. De reden dat van het niet toerekenen van de gevolgen aan de aangesprokene is art. 6:98 BW.

  10. Hustlerrrr

    De uitleg zoals op deze website gegeven is derhalve niet geheel juist. Punt 4 suggereert ten onrechte dat hier geen FEITELIJK causaal verband is. Het cqsn-verband is er wel. De reden dat van het niet toerekenen van de gevolgen aan de aangesprokene is art. 6:98 BW.

  11. Bert

    In 2006 vond er bij mijn vorige werkgever een reorganisatie plaats. Met ontslag bedreigde werknemers die vrijwillig vertrokken maakten conform het begeleidende sociaal plan aanspraak op een premie. Dit gold ook voor werknemers die door hun vertrek een met ontslag bedreigde collega aan een baan hielpen. Dit laatste was het geval bij mij. Ik ging weg in de veronderstelling dat een met ontslag bedreigde collega met de juiste papieren mijn baan zou overnemen. Dat was hem aanvankelijk ook toegezegd, maar later is de toezegging ingetrokken. Mijn toenmalige collega moest na veel gesteggel weg, en ik kon fluiten naar mijn premie. Hij heeft dit besluit aangevochten bij de rechter die in eerste instantie de werkgever in het gelijk stelde, Hij is in beroep gegaan en alsnog in het gelijk gesteld door de Centrale Raad van Beroep. Hem had tenminste een proefplaatsing van 1 jaar aangeboden moeten worden. Kan ik nu alsnog onder verwijzing naar het toenmalige sociaal plan en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die mijn ex-collega in het gelijk stelde, een vertrekpremie opeisen? Mvrgr, Bert

  12. Bert

    In 2006 vond er bij mijn vorige werkgever een reorganisatie plaats. Met ontslag bedreigde werknemers die vrijwillig vertrokken maakten conform het begeleidende sociaal plan aanspraak op een premie. Dit gold ook voor werknemers die door hun vertrek een met ontslag bedreigde collega aan een baan hielpen. Dit laatste was het geval bij mij. Ik ging weg in de veronderstelling dat een met ontslag bedreigde collega met de juiste papieren mijn baan zou overnemen. Dat was hem aanvankelijk ook toegezegd, maar later is de toezegging ingetrokken. Mijn toenmalige collega moest na veel gesteggel weg, en ik kon fluiten naar mijn premie. Hij heeft dit besluit aangevochten bij de rechter die in eerste instantie de werkgever in het gelijk stelde, Hij is in beroep gegaan en alsnog in het gelijk gesteld door de Centrale Raad van Beroep. Hem had tenminste een proefplaatsing van 1 jaar aangeboden moeten worden. Kan ik nu alsnog onder verwijzing naar het toenmalige sociaal plan en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, die mijn ex-collega in het gelijk stelde, een vertrekpremie opeisen? Mvrgr, Bert

  13. Frank Schutte

    Op mijn werk ben ik in aanraking gekomen met asbest, terwijl ik op de eerste werkdag mijn leidinggevende en daardoor ook indirect mijn werkgever heb geïnformeerd van mij vermoeden dat er misschien asbest aanwezig was. Mijn leidinggevende heeft mij vermoeden doorgespeeld aan het betreffende stadsdeel die eigenaar is van het betreffende pand. Als antwoord werd er beweerd dat dit was onderzocht, en dat het hier niet om asbest ging. Vijf jaar later bij een aanpassing van het des betreffende gebouw werd mij vermoeden bevestigd, de ruimtes zaten vol met niet gebonden asbest. Dit feit is nog jaren lang ontkend door mij werkgever en het stadsdeel, maar door inschakeling van de arbeidsinspectie door mijzelf zijn deze feiten boven tafel gekomen. Nu zijn alle mensen geregistreerd die daar in aanraking met het asbest zijn geweest. Dit is toch een onrechtmatige daad, en zou ik dan een volgens dit artikel een claim kunnen neerleggen bij mijn werkgever en het verantwoordelijke stadsdeel.

  14. Frank Schutte

    Op mijn werk ben ik in aanraking gekomen met asbest, terwijl ik op de eerste werkdag mijn leidinggevende en daardoor ook indirect mijn werkgever heb geïnformeerd van mij vermoeden dat er misschien asbest aanwezig was. Mijn leidinggevende heeft mij vermoeden doorgespeeld aan het betreffende stadsdeel die eigenaar is van het betreffende pand. Als antwoord werd er beweerd dat dit was onderzocht, en dat het hier niet om asbest ging. Vijf jaar later bij een aanpassing van het des betreffende gebouw werd mij vermoeden bevestigd, de ruimtes zaten vol met niet gebonden asbest. Dit feit is nog jaren lang ontkend door mij werkgever en het stadsdeel, maar door inschakeling van de arbeidsinspectie door mijzelf zijn deze feiten boven tafel gekomen. Nu zijn alle mensen geregistreerd die daar in aanraking met het asbest zijn geweest. Dit is toch een onrechtmatige daad, en zou ik dan een volgens dit artikel een claim kunnen neerleggen bij mijn werkgever en het verantwoordelijke stadsdeel.

  15. Ik moet een casus oplossen, maar kom er niet uit. Casus is als volgt: Pieter, Johan en Koen staan er vlak voor het eindrapport slecht voor. Zij besluiten de schoolcomputers te hacken om de vragen van de proefwerken te achterhalen. Vader van Koen is docent Latijn aan dezelfde school. Koen ontdekt dat zijn vader een verhouding heeft met een collega. Vader van Koen begrijpt dat zijn zoon inzage heeft gehad in zijn mailbox. Koen dreigt zijn moeder op de hoogte te stellen van de amoureuze escapade van zijn vader, tenzij zijn vader zijn mond houdt tegen de school over het hacken. Koens vader kiest ervoor te doen wat zijn zoon vraagt en zwijgt. Hij helpt zelfs met hacken. Uiteindelijk ontdekt de school dat de mailboxen zijn gehackt. De school loopt vermogensschade en imagoschade op doordat de mailboxen door de drie jongens Pieter, Johan, Koen en de vader van Koen zijn gehackt.
    In mijn essayopdracht moet ik als advocaat een advies opstellen over de buitencontractuele mogelijkheden om Koens vader aansprakelijk te stellen voor de schade die de school heeft opgelopen. Hiernaast moet ik met name anticiperen op de te verwachten verweren.

  16. Ik moet een casus oplossen, maar kom er niet uit. Casus is als volgt: Pieter, Johan en Koen staan er vlak voor het eindrapport slecht voor. Zij besluiten de schoolcomputers te hacken om de vragen van de proefwerken te achterhalen. Vader van Koen is docent Latijn aan dezelfde school. Koen ontdekt dat zijn vader een verhouding heeft met een collega. Vader van Koen begrijpt dat zijn zoon inzage heeft gehad in zijn mailbox. Koen dreigt zijn moeder op de hoogte te stellen van de amoureuze escapade van zijn vader, tenzij zijn vader zijn mond houdt tegen de school over het hacken. Koens vader kiest ervoor te doen wat zijn zoon vraagt en zwijgt. Hij helpt zelfs met hacken. Uiteindelijk ontdekt de school dat de mailboxen zijn gehackt. De school loopt vermogensschade en imagoschade op doordat de mailboxen door de drie jongens Pieter, Johan, Koen en de vader van Koen zijn gehackt.
    In mijn essayopdracht moet ik als advocaat een advies opstellen over de buitencontractuele mogelijkheden om Koens vader aansprakelijk te stellen voor de schade die de school heeft opgelopen. Hiernaast moet ik met name anticiperen op de te verwachten verweren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *