Europese Rechtsgeschiedenis (4): De negentiende eeuw

In dit artikel vat ik kort het vierde deel van mijn college-aantekeningen voor het vak Europese Rechtsgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam samen.

Aanvullingen of verbeteringen ontvang ik graag per e-mail. Aantekeningen zijn genummerd zodat er makkelijk naar verwezen kan worden.

  1. In de negentiende eeuw heersten twee rechtsstromingen, te weten die van de Historische School en die van het Legisme.
  2. De Historische School had veel kritiek op het Natuurrechtsdenken. Ze geloofden dat recht altijd plaats en tijdgebonden is, de uitkomst van een bepaalde geschiedenis. Het recht kan dus geen universele gelding hebben.
  3. Ook had de Historische School kritiek op codificaties. Het recht ontstond in hun ogen van ‘onderop’. Daarom is het een slecht idee om van bovenuit, middels codificaties, recht ‘op te leggen’.
  4. Von Savigny wordt gezien als de belichaming van de Historische School. Andere aanhangers staan in zijn schaduw. Hij vond dat het Duitse recht ‘op termijn’ gecodificeerd kon worden maar slechts nadat er een stevige Duitse rechtswetenschap tot stand was gekomen.
  5. In begin 19e eeuw hadden de 39 soevereine staten van Duitsland allen ander recht. Vaak een combinatie van inheems-, Romeins- en gewoonterecht en in een enkel geval een codificatie (zoals Pruisen en Beieren).
  6. Het legisme gaat er vanuit dat de rechtswetenschap géén bron van recht vormt. De enige bron van recht is de wet. Natuurrecht kan daar best een onderdeel van uitmaken, zolang dat natuurrecht dan wel onderdeel uit is gaan maken van de wet.
  7. Volgens aanhangers van de Historische School is recht een uitdrukking van de juristenstand van de Volksgeist op basis van het Corpus Iuris Civilis, en dan met name diens begrippen en institutensysteem.
  8. Volksgeist is een lastig begrip. Onder Volksgeist kan verstaan worden de rechtsopvattingen die leven in een volk en kan dus verschillen van plaats tot plaats.
  9. In de 19e eeuw krijgt het legisme voeten aan de Nederlandse grond. Enkele legisten: Diephuis, Opzoome, Land.
  10. Het legisme staat bekend als een rechtsbronnenleer: de énige bron van het geldende recht is de wet.
  11. Rechters kunnen volgens legisten dan ook geen geldend recht tot stand brengen, evenals jurisprudentie, de rechtswetenschap of de gewoonte.
  12. Maar wat is recht in geval van onduidelijkheidheden of een leemte in de wet? Methoden die een leemte op konden vullen waren: analoog toepassen, een suggestie vragen van de wetgever, kijken naar de bedoeling van de wetgever.
  13. Vanwaar de radicale houding van legisten ten overstaan van andere rechtsbronnen? * rechtszekerheid; * rechtseenheid; * machtenscheiding. Door af te zien van de vele lokale rechtssystemen en tot een codificatie te komen kwam eindelijk een einde aan de vele lokale variëteiten. Zo kende Noord-Frankrijk vooral inheems Germaans recht en had Zuid-Frankrijk veel meer Romeinse invloeden.

2 reacties op “Europese Rechtsgeschiedenis (4): De negentiende eeuw”

  1. Samanta Beganovic

    Veel gedetailleerde informatie! Goed de verschillen onderscheidden en duidelijk geformuleerd.

  2. Samanta Beganovic

    Veel gedetailleerde informatie! Goed de verschillen onderscheidden en duidelijk geformuleerd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *