Schimmen van het Licht

Langzaam volgden zijn ogen de schimmen die gemaakt werden door de prachtige zon, welke ver boven hem straalde en de horizon overheerste. De zon, ze was zelfs stralender dan alle sterren aan de hemel afgelopen nacht. En hoewel hij haar verhaal in de sterren zag geschreven, konden die de schittering van de hedendaagse zon nooit overtreffen. Tijd verstreek terwijl hij zijn schaduw groter zag worden. Op de een of andere manier maakte het hem bang, omdat duisternis altijd de toon had gezet in zijn leven.

Gisteren was de dag dat hij verdronk in de ogen van een meisje. Ze keek hem aan voor een seconde of twee, maar zijn gevoel sloot hem uren lang op, omdat haar blauwe ogen al zijn dromen wisten te weerspiegelen. De uren die verstreken waren de meest waardevolle uren uit zijn leven, de enige uren in zijn leven dat hij zich veilig en bemind voelde. Hij was één met haar, omdat haar ogen waren als een spiegel. Hij zag haar zo vaak als hij herkende dat zij zichzelf herkende. Haar ogen waren het enige dat hij kon herinneren, maar het was voldoende voor hem. Dus, de volgende dag omstreeks hetzelfde tijdstip, ging hij terug het park in, waar hij zijn ogen sloot. Hij droomde, wederom, over haar.

Hij viel bijna in slaap; hij was verdwaald in zijn gedachten. Vanzelfsprekend – denkend aan haar, werd hij plotseling doodsbang. Zijn ogen werden groot en het enige wat hij deed was luisteren, proberend niet te hard te ademen. Zijn ogen waren gericht op de plaats waar het pad verdween achter de struiken. Hij voelde dat iemand hem naderde; maar hij wist niet waarom dat hem zo bang had gemaakt. Hij was gespannen. Hij bibberde, en vroeg zich af waarom hij zo bang was voor wat komen ging. Vervolgens verscheen de schim, en zag hij dat het twee mannen waren die hem naderden. Op datzelfde moment keerde de innerlijke rust weer in hem.

Boven hem ontmoet hij de wolken die de hemel bedekken, en zijn schaduw – die net op die plaats geboren was –, was stervende en zou niet snel meer herleven, omdat de zon zojuist was verworpen uit de lucht. Zo machtig als iets mag lijken; er is altijd iets dat zal overtreffen.

Het begint koud te worden en de jongen staat op het punt zijn jas dicht te doen, wanneer hij opnieuw iemand hoort naderen. Ditmaal kan hij horen dat het een meisje is, en vraagt zich af of het moment waarop zijn droom uit zal komen, aangebroken was of niet. Zijn oren waren nu het enige middel om te weten of het meisje dichtbij of juist ver weg van hem was, omdat de zon hem niet meer helpen kon. Nader en nader, kwam het meisje erg langzaam dichterbij, maar voor hem was het bijna te snel. Hij kon de twijfel nauwelijks verdragen; geen seconde tikte voorbij zonder aan haar te denken; het meisje dat zijn hart gestolen had. Misschien luisterde God op dat moment, of misschien was het gewoon toeval, maar het was haar. En het vloeide door zijn gedachten… “het is d’r, het is d’r”. Hij hield zijn adem in en kon alleen maar kijken. Hij zag haar gezicht en vond haar ogen, maar kon niet vinden wat hem gisteren onthuld werd. De zon kon haar ogen niet doen weerspiegelen en zijn eigen gevoelens terugkaatsen deden haar ogen ook niet. Het was niet mogelijk om ze Eén te maken. De tijd verstreek en het enige dat beide geliefden – zo mag je ze best noemen – konden doen, was staren. Staren naar elkaar. Wachten op het moment waarop het gevoel terug zou keren, en net als in de droom afgelopen nacht. Het duurde slechts 42 minuten.

De zon scheen weer weer.

Verblind door het licht van de wonderschone ogen die het meisje had, merkte hij het vogeltje dat rondjes om zijn hoofd vloog niet eens op, of de mooie bloemen om hem heen. Haar manier van kijken, haar ogen, nog even aantrekkelijk als voorheen. Ogen zijn magisch, ze vertellen de meest ongelofelijke verhalen, en toch zijn ze zo zuiver en eerlijk.

Hij stond op het punt om op te staan, maar ze onderbrak hem door dichterbij te komen. Niet bewust van alle andere dingen om haar heen naderde ze hem. Ze bleven maar staren. Toen ze naast hem zat vielen voor het eerst die dag haar lippen op. Hij kuste haar. Verrast door zijn eigen wending raakte hij haar lippen aan. Op dat moment versmolten hun schaduwen.

Voor het eerst in zijn leven dankte hij de zon, nog even stralend aan de hemel, voor duisternis in zijn leven. Nu leven ze hun stralende leven in het donker. Waar de zon zal schijnen is altijd duisternis aanwezig. Want ze zullen er zijn en blijven, “Schimmen van het Licht”.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *