Inleiding in het Staatsrecht

De komende dagen zullen in het teken staan van het Staatsrecht, een erg belangrijk onderdeel van het recht. Waar gesproken wordt over een staat, heeft men het meestal over een groep mensen die de grondwaarden van hun bestaan in rechtsregels hebben vastgelegd en bereid deze door dwang te handhaven.

In de praktijk wordt deze dwang ‘uitbesteed’ aan een specifiek gezaghebbend orgaan dat belast is met het met dwang handhaven van de regels. In Nederland hebben wij daar het Openbaar Ministerie voor, dat belast is met het opsporen van overtreders van de (strafrechtelijke) rechtsregels die wij in Nederland hebben en de Politie (‘de sterke arm’) als ogen en handen van dit Openbaar Ministerie.

Waar miljoenen, soms zelfs tientallen of honderden miljoenen mensen samenleven in één land, bestaan nogal verschillende denkbeelden. De een wil het zus, de ander wil het zo. De een heeft veel geld uit te geven en wil zo min mogelijk belasting betalen, een ander heeft de steun van de overheid juist hard nodig om een gelukkig bestaan te kunnen leiden. Een gulden middenweg is dan ook het droombeeld en om dat te (kunnen) bereiken leveren de individuen van een moderne staat zoals we dat bijna overal in Europa zien, een deel van hun rechten in bij de gezaghebbende organen in ruil voor een stukje veiligheid en zekerheid. Ook zijn de gezaghebbende organen belast met het nemen van controversiële beslissingen: de een is heel erg blij met de aanleg van de nieuwe Noord-Zuid metrolijn in Amsterdam, de winkeliers die voor tientallen jaren hun toko kunnen sluiten minder. Zonder een overheid zou iets als de Noord-Zuidlijn er nooit kunnen komen en zouden we leven in voortdurende staat van onzekerheid, onveiligheid en chaos. Dat is waar het recht om de hoek komt kijken. Recht normeert handelingen en probeert op die manier een einde te maken aan chaotische situaties.

Om misbruik van de macht die bij de gezaghebbende organen is neergelegd tegen te gaan, is het principe van ‘checks and balances’ bedacht, een term ontleend aan de Engelse staatsleer. Waar het in het kort op neerkomt is dat bij een systeem van checks and balances het gezag verdeeld wordt over verschillende organen. Doordat ieder van die organen slechts een beperkt deel van het gezag uit kan oefenen, heeft het de medewerking van andere organen nodig, die zo deels controle uit kunnen oefenen op waar de andere organen precies mee bezig zijn.

Het principe van het scheiden van machten werd geïntroduceerd door Charles Montesquieu in het elfde hoofdstuk van zijn boek “De l’esprit des Lois” en wordt vandaag de dag de trias politica genoemd. De scheiding (verdeling) die hij beschreef was de volgende:

  • De koning (die belast was met het uitvoeren van de wetten, de uitvoerende macht);
  • Het parlement (dat belast was met het maken van wetten);
    en
  • De rechterlijke macht (die belast was met het controleren of de uitvoerende macht de wetten van de wetgevende macht wel goed uitvoerde en zo niet, de mogelijkheid had het besluit van de uitvoerende macht te vernietigen).

Vandaag de dag is het principe van de trias politica in ons eigen staatsrecht terug te vinden, zij het minder eenduidig. Onze regering (Koningin + ministers) zou belast moeten zijn met het uitvoeren van de wetten, ontwikkeld door het parlement (Eerste + Tweede Kamer), en het handelen van de regering ten opzichte van de door het parlement ontwikkelde recht zou door onafhankelijke en onpartijdige rechters gecontroleerd moeten worden.

In Nederland is het zo dat de vaststelling van wetten de taak van regering en parlement gezamenlijk is. Het bestuur is de taak van de regering, maar diezelfde regering staat bij de uitoefening daarvan onder voortdurende controle van het parlement. Doordat onze centrale overheid uit een samenstelsel van organen bestaat (die ieder slechts met een deel van de overheidstaken zijn belast), staat de centrale overheid in een voortdurend evenwicht en controleren zij elkaar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *