Europese Rechtsgeschiedenis (2): Opkomst van de glossatoren

In dit artikel vat ik kort het tweede deel van mijn college-aantekeningen voor het vak Europese Rechtsgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam samen.

Aanvullingen of verbeteringen ontvang ik graag per e-mail. Aantekeningen zijn genummerd zodat er makkelijk naar verwezen kan worden.

  1. Keizer Justinianus had de opdracht gegeven tot het samenstellen van het Corpus Iuris Civilis door de compilatoren, onder leiding van Tribonianus. De reden, zoals in deel 1 van mijn college-aantekeningen besproken, was mede het creëren van rechtszekerheid.
  2. Er bestond een commentaarverbod voor commentaar op het Corpus Iuris Civilis, dit om de rechtszekerheid te bevorderen en het gezag van de teksten te benadrukken.
  3. Het Corpus Iuris Civilis heeft nooit goed gefunctioneerd. Dit kwam mede doordat het Corpus Iuris Civilis was opgesteld in het Latijn, terwijl grote delen van de bevolking Griekstalig waren. Het onderwijs dat later gegeven werd, gebaseerd op het CIC, werd ook in het Latijn gegeven.
  4. In het West-Romeinse rijk gold in de vroege middeleeuwen (600-1100 n.Chr) Germaans gewoonterecht.
  5. Tijdens de vroege middeleeuwen gold in Italië en het zuidelijke deel van Frankrijk Romeins gewoonterecht. In Italië werden delen van de Corpus Iuris Civilis gebruikt in het onderwijs. De digesten waren onbekend in deze periode, simpelweg omdat deze te moeilijk waren.
  6. Toen in 476 n.Chr het West-Romeinse rijk ineen viel nam de Rooms-Katholieke kerk de bestuurlijke functie op zich.
  7. De bisschop van Rome werd gezien als de opvolger van Petrus, de grondlegger van de Rooms-Katholieke kerk.
  8. In die periode ontwikkelde de kerk een eigen recht: het canonieke recht (canon/canones = kerkelijke wetten). Het canonieke recht bestond naast het Germaanse gewoonterecht. Het canonieke recht was gestoeld op het Romeinse recht (Van Caenegem, p.13).
  9. Het canonieke recht werd ontwikkeld aan de hand van meerdere bronnen: het oude en nieuwe testament, de openbaring van de Bijbel en decretalen: pauselijke besluiten.
  10. De kerk leefde naar Romeins recht.
  11. Dankzij het bestaan van de vele kerken en het feit dat zij zelf leefden naar Romeins recht in de periode van de vroege middeleeuwen is het Romeins recht (de Corpus Iuris Civilis) overgeleverd. In deze periode was de kerk de enige instantie die op grote schaal onderwijs aanbood in de vorm van kloosterscholen en kathedraalscholen (Oxford/Parijs).
  12. Door de bekroning van Karel de Grote tot keizer door Paus Leo III rond 800 n.Chr begon de periode van de translatio imperii.
  13. Karel de Grote werd door de bekroning gezien als de opvolgers van de Romeinse keizers. Hierdoor ontstond de sterke drang tot het in ere herstellen van de Romeinse tijd.
  14. Hoewel ik spreek van ‘in ere herstelen van de Romeinse tijd’, moge duidelijk zijn dat voor de mensen die toentertijd leefde geen enkele onderscheid bestond tussen de periode waarin zij leefde en de Romeinse tijd. Voor hun gevoel leefden ze nog steeds in de Romeinse tijd, hun keizer was per slot van rekening gewoon een van de vele Romeinse keizers (theoretische receptie).
  15. Karel de Grote was weliswaar bekroond tot keizer door Paus Leo III, toch ontstond er tussenbeide een conflict over wie nou exact bevoegd was om bisschoppen aan te stellen (de investituurstrijd). Dit conflict werd uiteindelijk beslecht middels een compromis.
  16. Tijdens de investituurstrijd namen zowel Karel de Grote als Paus Leo III juristen in dienst die moesten betogen waarom juist bij hén de hoogste macht zou liggen.
  17. In de 12e eeuw leefde de Europese economie ontzettend op. Dit wordt ook wel de Renaissance van de 12e eeuw genoemd.
  18. Door de bloeiende economie, alsmede het gevoel dat men had nog steeds deel uit te maken van de Romeinse tijd, leidde tot de opbloei van de Rechten-studie en herinteresse in de Romeinse tijd.
  19. Vooral in Noord-Italië, in Bologna, ontstond een bruisende handelseconomie. Er was veel behoefte aan juristen. Het gemeentebestuur richtte om die reden een rechtsschool op in Bologna. Het bestuur van deze school bestond enkel uit rechtenstudenten, dit in tegenstelling tot de scholen in Oxford en Parijs, kathedraalscholen, waarbij het bestuur in handen was van de kerk.
  20. Pepo was de eerste rechten-docent van de school in Bologna. Er werd onderwezen aan de hand van de ‘Bolognese versie’ van de Digesten, welke was gebaseerd op de 6e-eeuwe versie van de Digesten. Ook andere delen van het Corpus Iuris Civilis werden bestudeerd.
  21. De juristen die studeerden aan de Universiteit van Bologna noemen we glossatoren. Ze bestudeerden het Corpus Iuris Civilis aan de hand van colleges van hun docent, welke ze verwerkten in ‘glossen’ in de zijlijn van de teksten die ze bestudeerden. Ze maakten gebruik van de scholastieke methode.
  22. Glossatoren bestudeerden de teksten op de scholastieke manier, wat inhield dat ze de teksten niet bestudeerden in historisch perspectief, ook niet voor het praktische nut in de dagelijkse praktijk, maar om tegenstrijdigheden (schijnbare tegenstrijdigheden) weg te nemen door middel van ratio. De scholastieke methode wordt ook wel harmonisatieleer genoemd.
  23. Hoewel de glossatoren de teksten niet in historisch perspectief of vanuit een praktisch nut bestudeerden, hadden de teksten voor hen wel degelijk een grote actuele waarde. Zoals ik in een eerder punt besprak, waren zij per slot van rekening in de veronderstelling nog steeds deel uit te maken van de Romeinse tijd. De teksten waren voor hun gevoel dus actueel.
  24. Naast de glossen, maakten de glossatoren ook gebruik van summea: samenvattingen. Azo (gestorven rond 1230 n.Chr) heeft een beroemde samenvatting geschreven van de Codex. Een beroemd spreekwoord luidt ongeveer als volgt: Wie de Azo niet kent, hoeft ook niet naar de rechtbank te gaan.
  25. In de West-Europese rechtscultuur worden de commentaren op de Corpus Iuris Civilis zèlf, steeds belangrijker.
  26. Accursius (gestorven rond 1263 n.Chr) werd bekend om zijn verzameling glossen: glossa ordinaria. Ook uit het volgende gezegde blijkt weer dat de commentaren zelf een steeds grotere rol gaan spelen: Wat de glosse niet erkent, erkent ook de rechtbank niet. De glossa ordinaria werd voornamelijk gebruikt als bron van argumenten.
  27. Naast de studie Romeins recht, ontstond een tweede rechtenstudie, namelijk die van het Canonieke recht. De basis hiervan was het Decretum van Grotianus (een harmonisering van tegensprekende canones).
  28. Het kerkelijk recht ging voornamelijk over familiezaken als erfrecht, het huwelijk, etc. en werd zeer sterk beïnvloed door legisten (het Romeinse recht).
  29. Rond de 13e eeuw zat de taak van de glossatoren er zo’n beetje op: bijna al het geldend recht was middels glossen becommentarieerd. In die tijd ontstond dan ook een nieuwe stroming: post-glossatoren, ook wel de commentatoren genoemd. Die gingen op een hele andere manier om met de rechtsbronnen…

Lees verder in Europese Rechtsgeschiedenis (3)!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *