Niets is toeval. Zijn vader kwam vóór de derde Balkan-oorlog in Nederland wonen, nadat hij op vakantie een Amsterdamse vrouw had ontmoet. ,,Opa bleef achter, net als de rest van de familie. Mijn vader is radiozendamateur. Gemachtigd om middels krachtige radio’s te communiceren. We woonden in een flat in Amsterdam-Geuzenveld. Op die flat had hij een zendmast van twintig meter geplaatst. Via de radio was hij tijdens de oorlog in staat om contacten te leggen met de familie in voormalig Joegoslavië. We hadden heel regelmatig verdrietige gezinnen over de vloer en ook organisaties als Amnesty International, die via mijn vader en zijn radio contact legden met mensen die zich daar bevonden. Dat heeft veel gedaan in mijn leven: ik zag hoe mooi technologie is. In mijn eigen huiskamer zag ik hoe je dat toe kunt passen. Namelijk op zo’n manier dat het mensenlevens versterkt, aanvult, verrijkt.’’
Mekic’ raakte zo geïnspireerd door wat hij om zich heen zag, dat hij zich meldde als vrijwilliger bij Het Net, één van de eerste internetproviders. Hij was toen 12 jaar. ,,Het was pure nieuwsgierigheid. Thuis was ik zo’n jongetje dat altijd de waarom-vraag stelde. Bijvoorbeeld: waarom moeten wij op de bus wáchten? Ik stel die vraag nog steeds. Op school werd toen nog geen informatica aangeboden. Ik schreef een open sollicitatiebrief naar Het Net. Ik mocht –vrijwillig– bij ze komen werken. We ontwikkelden clubs.nl, zeg maar de voorloper van Hyves. In 2000 hadden we één miljoen gebruikers, in Nederland. Internet barstte los. Er was zoveel budget, vanuit investeringskapitaal, dat we zelfs tv-spotjes konden uitzenden. Het was in de tijd van World Online. Altijd en overal verbonden zijn. Het was een utopische wereld, waar we naar toe aan het werken waren. Clubs.nl werkte samen met De Bus en Big Brother. Wij voorzagen de deelnemers van de programma’s van een fanclub. Die fanclubs werden onderhouden door vrijwilligers, vaak familieleden van deelnemers. Fantastisch was dat. Je zag daar groepen ontstaan. Nu spreken we van sociale media. Maar die media zijn niet sociaal. Die creëren hun eigen eiland. Je moet je apart aanmelden. Bij voorkeur maken ze het lastig om data uit te wisselen tussen de verschillende platforms. Het zijn dus eigenlijk meer a-sociale media. Maar op Clubs.nl ontstond een echt sociaal netwerk. Vriendschappen, mensen die elkaar wisten te vinden, hulpclubs. In de offline wereld had je natuurlijk ook buurthuizen en praatclubs, waar mensen elkaar ontmoetten. Alleen kon je dat niet zo snel doen en niet vanuit je eigen woonkamer. Je kon nu in minder tijd meer contacten leggen. En je kon gemakkelijker iemand aanspreken. Het was echt drempelverlagend.’’
Mekic’ is warm voorstander van technologische vernieuwing, maar hij ziet ook de schaduwkanten. ,,Mensen tellen niet meer mee in deze maatschappij, als ze achterblijven in de analoge wereld. Het is engage or die. De overheid propageert het ook al, want je mag in veel gevallen je belastingformulier niet meer analoog doen. Je moet internetten, als burger. Maar waarom behoud je geen analoge mogelijkheid? Stel dat er een giga DDOS-aanval komt (Distributed Denial Of Service-aanval van kwaadwillenden – PvG) op de Belastingdienst. Dan krijg je als overheid pas weken later die miljarden euro’s binnen. Een analoge burger is ook dief van zijn eigen portemonnee, omdat, wil je gebruik maken van allerlei voordeeltjes, je dat net op moet. En je wordt ook nog eens gezien als een geitewollensokkentype, dat niet meer van deze wereld is. We moeten mee. Maar de grote vraag is: hoe ver moeten we dan mee? Wat zijn dan de contouren van die digitale wereld? De volksvertegenwoordigers zouden die discussie moeten voeren, want die kunnen een aantal spelregels opleggen. Ja, de overheid graag de digitale mogelijkheden gebruiken voor efficiency, om te bezuinigen. Maar als de privacy in het geding is, dan moeten we dat maar voor lief nemen.’’
Mekic’ schreef veel essays en opiniestukken in kranten over privacy op de sociale media. ,,Privacy is een problematisch woord. Omdat je iets beschrijft wat, als het goed is, je niet merkt. En daarom is het eigenlijk tijd om het woord ‘privacy’ te vervangen door het woord ‘vrijheid’. De vrijheid om te zijn wie je bent. Om gedachtes te hebben, die je niet met anderen wilt delen, omdat er wellicht vreemd op wordt gereageerd of worden afgekeurd. Discussies over privacy gaan over van alles, behalve over privacy zelf. Nu probeert men de discussie weer te smoren door te roepen: je hebt toch niks te verbergen? Hoezo? Iemand mag iets te verbergen hebben. Het wordt gezegd vanuit een soort superioriteit: jullie mogen geen geheimen hebben, want die heb ik ook niet; en als je die wel hebt, dan ben je minder waard voor de samenleving dan dat ik dat ben. Dat is een hele gevaarlijke gedachte. Omdat we op dit moment voor de keuze staan: wat slaan we wel op en wat niet, in databanken die steeds groter worden en steeds vaker aan elkaar gekoppeld worden? Databanken die steeds vaker foute informatie bevatten. Die steeds vaker gekoppeld worden aan automatische acties. IBM heeft, met het oog op hun supercomputer Watson, een filmpje laten maken waarin we een politieagent zien die een inbreker opwacht, bij de winkel, waar hij wil gaan inbreken. Dat is een grap. Maar het kan ook werkelijkheid worden, als je alles aan elkaar koppelt. Je kunt denken: wat goed, dat big brother er is, want die inbreker mag zijn slag niet kunnen slaan. Maar gaat het systeem één stap te ver –maakt het bijvoorbeeld een fout–, dan ben jij zelf de hoofdpersoon in die film. En dat willen we niet. Probleem is: we staan niet voor een keuze voor vandaag of morgen, maar voor een keuze voor altijd. Als je nu zegt: de overheid mag alles van mij weten, want ik heb niets te verbergen, dan is dat een keuze voor het leven. Misschien moeten we afspreken dat privacy ook het recht is om te voorkomen dat anderen meer van en over jou weten dan jijzelf. Dit is met name zo interessant, omdat technologie een andere plaats heeft gekregen in ons leven. Voorheen was het een verlengstuk van ons sociale leven. Je sprak via sms, e-mail of Facebook af wat je met elkaar ging doen. Nu is het de basis, het platform waarop je je sociale leven inricht en organiseert: met wie ga ik naar welke film bepaal je met anderen, via je telefoon. Nu zijn de rollen dus vaker omgedraaid: technologie bedient ons in plaats van andersom.’’
Mekic’ investeert in een aantal startups van jonge ondernemers. ,,Vaak lossen zij iets op in de buitenwereld. Eén van mijn startups is bezig in de wereld van de concerten – dat zijn massaontmoetingen. Je ziet dat nog steeds heel veel mensen naar fysieke plekken gaan, waar iets van entertainment wordt aangeboden, maar waar je de digitale wereld zelf mee moet brengen. Deze startup is bezig om iets te ontwikkelen voor organisatoren of artiesten, om die smartphones te benutten, die al die bezoekers die avond op zak hebben. Zo moet het gaan. Om technologie dienstbaar te maken aan onze levens, moet je dus niet beginnen met de technologie, maar in de wereld om ons heen, in de fysieke levens, die we allemaal hebben. Daar moet je gaan zoeken naar verbetermogelijkheden. Voorbeeld. We hebben een OV-chipkaart, terwijl we eigenlijk allemaal terugverlangen naar de strippenkaart. Niet omdat die strippenkaart handiger was. Maar omdat de voordelen van OV-chipkaart tegenvallen. Maar er is geen weg meer terug. Weer een imperfect systeem.’’
We staan aan de vooravond van belangrijke beslissingen met een sterk ethisch karakter, stelt Mekic’. ,,We zijn geneigd om kleinere groepen te vormen. De technologie is heel goed in staat om ons daarin te faciliteren. Je kunt in een klein groepje voeding gaan produceren, met elkaar delen. Ik kan met jou en nog tien anderen samen één auto aanschaffen of misschien wel twee en heel efficiënt met die twee auto’s nog steeds de ritten doen, die we nu ook moeten maken. Bij de 3D-printer wordt nu alleen nog maar over plastic gesproken. Maar straks gaat het om het maken van voeding. Daarvóór moesten we altijd naar de supermarkt. Straks kun je gewoon een Mars-cartridge aanschaffen en print je je eigen Mars-repen. Straks ga je misschien niet meer in een hotel, maar breng je een weekendje door in het appartement van iemand die heeft aangegeven dan niet thuis te zijn. Je hebt nu Bitcoin, een decentraal betalingssysteem. Wat hebben al die deglobaliserende en deregionaliserende initiatieven gemeen met elkaar? Dat de huidige economische machthebbers zich er tegen verzetten. De overheid loopt belastingen mis. Autofabrikanten willen dat we allemaal nieuwe auto’s blijven aanschaffen. Zelfrijdende auto’s: wat moeten schadeherstellers en autoverzekeraars dan nog doen? Albert Heijn wil helemaal niet dat we thuis artikelen gaan printen. Dit proces is al veel eerder begonnen in de platenindustrie. Als je dan niet innoveert, moet je sluiten. Zie Free Records Shop. Je moet innoveren. Maar daarvoor moet je soms belangrijke ethische knopen doorhakken. Is een rechter wel beter in staat om recht te spreken dan een computer? Het antwoord is dat bij standaard zaken, zoals het invorderen van rijbewijzen bij te hard rijden, een computer dat veel nauwkeuriger kan. Maar hebben we liever een wiskundigere uitspraak of een menselijkere uitspraak? Dat zijn de discussies die we moeten gaan voeren. Over robots die een eigen leven gaan leiden. Heb je liever een arts die een fout kan maken, of een computer waarbij je alleen in de operatiekamer ligt? Ik ben helemaal niet tegen innovaties. Ze zijn fantastisch. De wereld wordt er mooier van. Maar we moeten wel waarborgen hebben. Daar komt nog iets bij. Als je kijkt naar e-health: fantastisch. Nu is het kostenbesparend. Maar op den duur zal het kostenverhogend zijn. Want dan wil iedereen de beste zorgrobot hebben. We zijn nu bezig om onze sociale levens te bouwen op technologie, met computers die meer weten over ons dan wijzelf. We moeten heel hard gaan nadenken over waar we eigenlijk mee bezig zijn en de politiek moet regisseur zijn in deze discussie. Nu is het nog teveel reactief. Er gebeurt iets vervelends en dan pas reageert men. Er moet een heel fundamenteel debat op gang komen over de vraag: van wie zijn mijn data? Hoe houd ik daar zelf controle over?’’
Technologie kan levens verrijken en dingen gemakkelijker, maar het moet niet dwangmatig worden, zegt Mekic’. ,,Veel dingen zitten nog in de eerste cyclus. We zitten nog niet in de acht jaar van de iPhone. We weten niet hoe we over drie jaar tegen die apparaten aankijken. Ik hoor steeds meer mensen zeggen: ik ga mijn oude Nokia weer gebruiken. Je koopt er rust mee. Internettechnologie heeft onze wereld bizar ingewikkeld gemaakt. Voor steeds meer mensen wordt het teveel.’’
Mekic’ haalt het voorbeeld aan van het ziekenhuis waar de robotarm dienst weigert. Wat dan? En wat kan er nog meer falen? Na afloop van het interview dat plaatsvond bij de NOS, weigert de elektronische pas die ons toegang gaf tot het NOS-gebouw. De doorgang naar buiten werd geblokkeerd. Maar gelukkig is er nog een mens aanwezig: de portier komt ouderwets te hulp en draait de deur van de andere kant open. Op analoge wijze.
Interview door Paul van Gageldonk voor het Limburgs Dagblad.
Geef een reactie