In dit artikel vat ik kort het derde deel van mijn college-aantekeningen voor het vak Europese Rechtsgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam samen.
Aanvullingen of verbeteringen ontvang ik graag per e-mail. Aantekeningen zijn genummerd zodat er makkelijk naar verwezen kan worden.
- Het werk van de glossatoren zat er inmiddels grotendeels op. Van 1500-1800 n.Chr. komen twee nieuwe stromingen op: het juridisch humanisme (mos gallicus) en de bartolisten (mos italicus).
- In de stroming van het juridisch humanisme is de praktijk van het recht weinig relevant. Van groot belang is het onderzoeken van de geschiedenis. In deze stroming waren veel geleerden uit te elite te vinden.
- De bartolisten en hun mos italicus richten zich meer op het nu geldend recht en de concrete toepassing van dat recht. De uitleg van en het commentaar op het Corpus Iuris Civilis werd nu definitief belangrijker dan de teksten zelf.
- Hollandse school: in de 17e en 18e eeuw waren de meeste bekende juristen Hollanders. De Hollandse school was een groep toonaangevende juristen die niet één methode aanhingen, maar wel meer dan één. Voor hun dagelijks werk hingen ze vaak de bartolistische methode (meer op de praktijk gericht) aan, en in hun vrije tijd bestudeerden ze middels het juridisch humanisme (ook wel Hollandse Elegante School genoemd).
- De bartolisten richtten zich met name op het moderne, dagelijkse gebruik van de Digesten.
- Tijdens de periode van de Hollandse school ontstond er ook zoiets als wij vandaag de dag Staatsrecht noemen. Ook Volkenrecht (vandaag de dag Internationaal Publiekrecht) werd in die periode ontwikkeld.
- Ook het natuurrecht (bij de gratie van het afnemen van het aantal gelovigen, alsmede van de opkomst van natuurwetenschappen die veel in het verleden door God verklaarde verschijnselen gingen verklaren) kreeg doorgang. Natuurrecht wordt ook wel rederecht genoemd.
- Natuurrecht werd een stroming naast het bartolisme en juridisch humanisme. Het gaat daarin met name om universele normen die gelden onafhankelijk van de tijd of plaats, onafhankelijk van geza/staat of wetenschap. ==> eenheid van recht
- Natuurrecht werd ook veel gebruikt als middel tegen willekeur. Hier rijst een probleem: in theorie klinkt bovenstaande aardig, maar hoe kunnen Natuurrechtelijke normen ontdekt worden?
- Het natuurrechtelijk denken zette ook als eerste grote vraagtekens bij het voordien onaantastbare gezag van klassieke juristen.
- Twee methoden werden hier voor gebruik: de deductieve en inductieve methode. De inductieve methode (a-posteriori) werd o.a. door Hugo de Groot gebruikt bij het bestuderen van honderden geschriften uit verschillende gebieden en perioden. Universele normen en waarden die uit al deze teksten naar voren kwamen mochten gezien worden als enkele van deze natuurrechtelijke normen.
- De deductieve methode (a-priori) werd veel meer gebruikt: het aannemen van stellingen zonder bewijs en vervolgens kijken of de stelling onderbouwd kan worden door het positieve recht.
- De deductieve methode heeft veel axioma’s opgeleverd: universele normen en aarden (zoals het eerbiedigen van andermans leven, evenals andermans goed).
- Een ander probleem was dat het natuurrecht niet een allesomvattend rechtssysteem op kan leveren. Om die reden werd vaak nog naar het positieve recht teruggegrepen als aanvulling op het Natuurrecht.
Geef een reactie