De Nederlander is géén ondernemer. Het koopmansimago ten spijt, want uit een groot aantal internationale onderzoeken blijkt al jaren dat we matig tot slecht presteren als het om ondernemerschap gaat. Een Nederlandse ondernemer werkt het liefst ‘gewoon’ van 9 tot 5 en ook zijn we niet innovatief genoeg om er op internationaal niveau bij te horen.
Al in 2000 waarschuwde professor Paul Reynolds in het blad Bizz dat Nederland in de toekomst gevaar loopt in economisch zware tijden, door een gebrek aan ‘werkelijke ondernemers’. Nu, acht jaar later, zijn we in economisch zware tijden beland. De kranten staan er al lange tijd vol mee: berichten over de kredietcrisis, crisis in de financiële wereld, de huizenmarktcrisis en nog allerlei andere crises die in direct verband staan met de verslechterde economische situatie wereldwijd. Maatregel na maatregel wordt genomen om de situatie te stabiliseren. Wereldwijd gecoördineerde renteverlagingen, het versterken van de aanbodsstructuur of bijvoorbeeld het maken van collectieve afspraken met werkgevers over ‘een verantwoorde ontwikkeling van lonen’.
Of Reynolds gelijk gaat krijgen zal de komende maanden nog moeten blijken, maar ik deel wel zijn mening dat er behalve een economische recessie een ander gevaar op de loer ligt: het einde van ondernemerschap in Nederland. In dit artikel bespreek ik vier acute gevaren voor Nederland Ondernemersland door overheidsbeleid, te beginnen met de opzet van ons onderwijssysteem. Vervolgens kom ik te spreken over diverse toelagen die onze overheid verstrekt: de studiefinanciering en de werkeloosheidsuitkering. Ten slotte ga ik in op de slogan ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ en sluit ik af met een kort advies.
Het onderwijssysteem
De conclusies van prof. Reynolds worden uitgebreid aangehaald in de engelstalige nota Entrepeneurship in The Netherlands die verspreid wordt door het Ministerie van Economische Zaken. Hij voorspelt dat de concurrentiekracht van Nederland op den duur te klein wordt en een van de concrete aanbevelingen die hij doet is dat kinderen en jongeren gestimuleerd moeten worden om een eigen bedrijf te starten. En dat is waar het anno 2008 nog steeds mis gaat.
In het basisonderwijs wordt niet of amper aandacht besteed aan ondernemerschap. Slechts zijdelings wordt het vak van zelfstandig ondernemer gepromoot en dan ook nog eens op een beschrijvende manier. Niet wordt de intrinsieke kant van het vak belicht, slechts sporadisch wordt genoemd dat de scholier later ook een eigen bedrijf kan starten. Het is dan ook niet gek dat uit de meeste onderzoeken onder kinderen blijkt dat het vak van zelfstandig ondernemer niet erg leuk wordt gevonden. Veel hoger scoren traditionele beroepen als arts, politieagent of advocaat. Ik pleit er dan ook voor dat scholieren eerder én vaker worden gewezen op de onvanzelfsprekendheid van een baan in loondienst, en de voor- en nadelen van het alternatief: het zelfstandig ondernemerschap, zodat ze al vroeg kunnen wennen – als ze dat willen – aan het idee later een eigen bedrijf op te zetten.
Na de middelbare school – waar momenteel ook weinig aandacht is voor het ondernemerschap, anders dan zijdelings en oppervlakkig bij een vak als Economie – wordt het tijd voor het echte werk. Veel ambitieuze studenten kiezen dan voor een opleiding aan een universiteit en lopen het risico gegrepen te worden door het vak dat zij grondig zijn gaan bestuderen. Niet zelden komt het voor dat een student tijdens zijn studie méér wil doen met het vakgebied dat hij bestudeert, en besluit een bijbaantje te nemen.
Ambitieus zijn studenten die naast hun studie een eigen bedrijf opzetten. Maar wat nou als je daardoor studievertraging oploopt? Je loopt dan het risico dat je prestatiebeurs van de IB-groep wordt omgezet in een definitieve lening. Deze regeling werkt dus ondernemersremmend en zou heel kritisch heroverwogen moeten worden.
Bijverdiengrens van studiefinanciering
Iets anders wat zeker óók ondernemersremmend werkt, is de bijverdiengrens die aan de studiefinanciering gekoppeld is. Ik wil niet bepleiten dat studenten die veel geld verdienen met hun eigen onderneming het extra geld van de studiefinanciering nodig hebben of afhankelijk zijn van een OV-jaarkaart (die trouwens, als je die los aanschaft, circa €2400,- per jaar kost). Waar ik wel graag de aandacht op vestig is dat er veel studenten zijn die erg hun best doen met hun bijbaantje onder de bijverdiengrens te blijven om hun studiefinanciering en OV-jaarkaart niet kwijt te raken; dat is absoluut ondernemersremmend en dat concept moet dan ook onder de loep worden genomen. Waarom ambitieuze studenten die goede studieresultaten behalen niet stimuleren door bijvoorbeeld het collegegeld voor ze te vergoeden? Het is waarschijnlijk dat deze studenten later tot de veelverdieners gaan behoren en op die manier vloeien de gemaakte kosten weer met het grootste gemak de staatskas in. Maar nee, we ontnemen deze groep studenten in Nederland iets waar in beginsel iedere Nederlandse student recht op heeft: studiefinanciering.
De werkeloosheidsuitkering
Een beladen onderwerp waar ik dan ook niet te uitvoerig op in wil gaan is de werkeloosheidsuitkering die we in Nederland kennen. Hard werkende mensen worden extra belast met hogere belastingpercentages, mensen zonder werk krijgen maandelijks een toelage van de overheid. Ondanks dat we trots mogen zijn op het vangnet van onze verzorgingsstaat moeten we niet vergeten dat het hierdoor wel erg aantrekkelijk is in ons land om niet-ondernemend te zijn. Studenten uit landen waar een dergelijk vangnet ontbreekt zijn doorgaans veel ambitieuzer en ondernemender dan Nederlandse studenten en presteren veel beter. Ze komen na hun afstuderen sneller aan een baan, bereiken sneller hogere functies en gemiddeld verdienen ze iets meer dan Nederlandse WO-ers.
Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg?
Er is iets raars gaande in Nederland. Enerzijds lijken we ons best te doen om internationaal gezien te worden als een ondernemend land. Aan de andere kant roepen we te pas en te onpas ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. En dat terwijl ondernemen vaak inhoudt ‘doe eens gek, en probeer er je eigen brood mee te verdienen’. Twee uitspraken die niet met elkaar te rijmen zijn.
Historicus, journalist en lexicograaf Ewoud Sanders heeft onderzocht waar de eerste slogan vandaan komt. Hij komt tot de conclusie dat niet valt te achterhalen hoe de uitdrukking is ontstaan. Wel is het hem gelukt een van de eerste toepassingen van de slogan te vinden, namelijk in 1933 in een roman van A. Roothaert, getiteld Onbekende dader.
Ik zou graag zien dat basisscholen, naast het uitgebreid behandelen van het werk van politieagenten en brandweermannen, meer tijd en ruimte maken voor het zelfstandig ondernemersschap. Middelbare scholen moeten de mogelijkheid aanbieden voor hun studenten om kennis te maken met het zelf opzetten van een bedrijf, zoals nu op veel hogescholen en universiteiten gebeurt in de vorm van een speciale minor. Voorzieningen waar in principe alle studenten recht op hebben, zoals studiefinanciering en een OV-jaarkaart, moeten niet onbereikbaar zijn voor ambitieuze studenten, dat geeft een verkeer signaal af. Goedpresterende studenten moeten – zoals in andere landen al gebeurt – beloond worden. Ze zijn voor de belastingbetaler vaak veel goedkoper dan studenten die negen jaar over hun bachelor doen. En ten slotte nog die spreuk, “doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg”. Die mag nu na 75 jaar per direct afgeschaft worden.
Danny Mekić (21) is tweedejaarsstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam, geeft les op de Universiteit van Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam en het TIO College Amsterdam, is oprichter en directeur van hostingprovider Domeinbalie.nl, voorzitter van de Facultaire Studentenraad Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam en wekelijks columnist voor het Financieele Dagblad.
Dit artikel is verschenen in het Avenir Magazine no.3 – van januari 2009, jaargang 15.
Geef een reactie