Europese Rechtsgeschiedenis (6): Civil Law / Common Law

In dit artikel vat ik kort het zesde deel van mijn college-aantekeningen voor het vak Europese Rechtsgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam samen.

Aanvullingen of verbeteringen ontvang ik graag per e-mail. Aantekeningen zijn genummerd zodat er makkelijk naar verwezen kan worden.

  1. Het hedendaagse verschil tussen Civil Law en Common Law is ontstaan door het wel aldan niet gerecipieerd zijn van het Romeinse recht.
  2. Civil Law wordt gezien als het privaatrecht van het Europese continent. Ook veel landen buiten Europa kennen inmiddels een dergelijk rechtssysteem. De basis van het Civil Law is het Corpus Iuris Civilis van Justinianus.
  3. Het Common Law (of Anglo-Amerikaans Recht) is het recht van Engeland (en inmiddels ook van Amerika, Australië, Canada, India, Zuid-Afrika, etc.) en kent een historische basis: het gewoonterecht.
  4. De receptie van het Romeinse recht in Frankrijk vond voornamelijk plaats via het gewoonterecht.
  5. Zuid-Frankrijk kende Romeins gewoonterecht (niet zozeer gebaseerd op het CIC, dan wel op een bewerking van het CIC uit de 6e eeuw), Noord-Frankrijk voornamelijk Germaans gewoonterecht.
  6. Gewoonterecht gold in die tijd als een groot probleem en dan met name diens kenbaarheid en afdwingbaarheid.
  7. In de rechtspraak werd onderscheid gemaakt tussen een algemeen bekende gewoonte (die kenbaar kon worden gemaakt door zo hier en daar wat rond te vragen), en een wat minder algemeen bekende gewoonte welke gekend kon worden door een grootschalige enquête.Het houden van een enquête was duur, omslachtig en zorgde voor veel onzekerheid.
  8. Het centrale bestuur van Frankrijk in de 15e eeuw heeft de onzekere signalen opgepakt. De koning gaf dan ook opdracht om het regionale gewoonterecht op te laten tekenen. Dit werd gedaan door juristen verbonden aan lokale gerechtshoven.
  9. Zo kreeg ieder district een optekening van het lokale gewoonterecht.De Coutume de Paris werd de belangrijkste en speelde in de 17e en 18e eeuw een grote rol bij de totstandkoming van één recht in Frankrijk.
  10. Ook voor juristen was weer werk aan de winkel: nu het gewoonterecht ‘bekend’ was (opgetekend) kon begonnen worden aan het becommentariëren van dat recht. Zo werd het gewoonterecht verwetenschappelijkt middels de Bartolistische methode, en ook hier geldt weer dat het commentaar zelf uiteindelijk belangrijker is geworden dan de wetteksten zelf.
  11. Het recht werd ruim geïnterpreteerd en het was dan ook niet snel nodig om een andere rechtsbron (zoals het Romeinse recht) te gebruiken om leemtes op te vullen.
  12. Zo ontstond het Droit français commune: het inheemse Franse recht op een Romeinsrechtelijke manier geordend. Het begrippensysteem van de Justiniaanse wetgeving kwam hier handig van pas.
  13. Op deze manier raakte langzaamaan, via het gewoonterecht, een steeds groter deel gerecipieerd.Receptie Duitsland: via rechtspraak
  14. De receptie in Duitsland is erg laat op gang gekomen: pas in de 16e eeuw, en dat terwijl er een keizer aan het hoofd stond. Je zou dus eigenlijk een snelle receptie verwachten.
  15. Toen de receptie eenmaal begonnen was was de receptie al gauw voltrokken. Hoewel in Frankrijk slechts delen gerecipieerd werden is in Duitsland in complexa gerecipieerd; in z’n geheel.
  16. Duitsland kende in tegenstelling tot Frankrijk geen centraal bestuur en geen juridisch machtsblok die zelfstandig een nieuw rechtssysteem kon ontwerpen. Dat is de reden waarom er in Duitsland in complexa is gerecipieerd.
  17. De rechtspraak in Duitsland was tot de 16e eeuw (evenals in de Noordelijke Nederlanden) in handen van leken. Ze bekleedden geen ambt en waren niet professioneel opgeleid in de rechten. De leken hadden zitting in schepenrechtbanken waar de procedures uitsluitend mondeling werden gevoerd. De leken waren mannen uit het rechtsdistrict. (Ter vergelijking: canonieke procedures verliepen wel altijd schriftelijk). De mondelinge procedure was niet rationeel: door middel van eden werd bepaald welke rechtspartij het meest betrouwbaar was en de zaak moest winnen.
  18. Het moge duidelijk zijn dat de rechtsgang van zake verre van ideaal was. Rechtzoekenden gingen dan ook op zoek naar een alternatief en zo ontstond de behoefte aan een rationelere procedure. De kerkelijke rechtbanken werkten al langer met de Romano-Canonieke procedure en zo ontstond langzamerhand een concurrentiestrijd tussen de kerkelijke rechtbanken en de schepenrechtbanken. De schepenrechtbanken werden beticht van ‘intellectuele armoede’ en werden wel gedwongen hun procedure aan te passen. Ze begonnen ambtenaren in vorstelijke dienst of professoren aan universiteiten te benaderen met concrete zaken en vroegen daarin hun advies.
  19. Zo ontstond het principe van ‘Aktenversendung’ in het schepengerecht: in de 17/18e eeuw werden dossiers op grote schaal voorgelegd aan professoren van universiteiten. Deze professoren waren met name gespecialiseerd in het Romeinse recht en zo werd in één klap het Romeinse recht gerecipieerd en geïncorporeerd in het Duitse rechtssysteem. Het inheemse recht werd eind 15e eeuw volledig opzij geschoven.
  20. In 1495 werd het Reichskammergericht opgericht dat als doel had het recht te centraliseren. Het was het Romeinse recht dat het Reichskammergericht toe ging passen, om precies te zijn het Ius Commune.
  21. Hoe de receptie plaatsvond in de Noordelijke Nederlanden verschilde per gewest. Friesland heeft het op de Duitse manier aangepakt terwijl in Drenthe geheel geen receptie heeft plaatsgevonden. Dit is te verklaren door de hoeveelheid aan kerkelijke instellingen in de verschillende gewesten. Drenthe kende bijna geen kerkelijke instellingen.
  22. De meeste gewesten hadden een gedeeltelijke recipiëring.
  23. Ook per rechtsgebied verschilde het nogal of er veel of juist weinig gerecipieerd werd. Zo werd bijna overal op het gebied van familierecht weinig gerecipieerd. De verklaring hiervoor is dat het familierecht dicht bij de mensen staat, wat een grotere weerstand oproept bij verandering.Hoe is het Common Law in Engeland ontstaan?
  24. Vooropgesteld dient te worden dat de Engelse rechtsgeschiedenis integraal deel uitmaakt van die van Europa an sich. In de 12e eeuw was Hendrik II de vorst van Engeland. Tegelijk had hij ook het grootste deel van Frankrijk in zijn macht.
  25. Hendrik II wilde de rechtspraak graag centraliseren en het liefst bij hem, bij het koningshuis.
  26. Om dit te bewerkstelligen introduceerde hij rondreizende rechters die namens hem rechtspraken, als alternatief (!!) voor de lokale rechters.
  27. Als toevoeging hierop richtte hij enkele Gerechtshoven op in Londen, voor het gehele rijk.
  28. De rondreizende rechters waren geen leken maar professionals (de lokale rechters waren dat niet).
  29. Middels writs, rechtsmiddelen, trok de vorst de rechtspraak naar hem toe. De writs waren opdrachten aan sheriffs (zoals het terugvorderen van een gestolen goed), de wederpartij kon tegen een writ in beroep gaan bij een rondreizende rechter of een der gerechtshoven. Op deze manier werden lokale rechters langzamerhand uitgeschakeld.
  30. Aan het begin van de ontwikkeling van de ‘dagvaarding’ staan die writs. In de 12e eeuw werden jury’s (bestaande uit leken) ingesteld om de feiten in een geding vast te stellen, de rechter sprak slechts recht over die feiten.

3 reacties op “Europese Rechtsgeschiedenis (6): Civil Law / Common Law”

  1. Britt

    Onduidelijk want ik heb nog geen flauw idee wat nu het VERSCHIL is!

  2. @t Brit

    Het verschil is dat bij een civiele wet ruimte is voor persoonelijke omstandigheden bijvoorbeeld. Bij commow law is dat niet zo, tenminste dat is wat ik eruit opmaak. De common law is zoals de wet geschreven is en daar houdt het bij op. Bij de civiele wetgeving wordt er dus ruimer geinterpeteerd op de wet zelf.

  3. Tobias

    @Jow, nee dat klopt niet.
    Civil law gaat uit van de gedachte dat het recht geschreven is en kan worden toegepast, behoudens uitzonderingen die door rechtsbeginselen of de wet zelf zijn erkend. Persoonlijke omstandigheden (zoals redelijkheid en billijkheid) bieden slechts uitsluitsel voor zover de wet die ook toestaat. De rechtspraak vult deze wetten aan voor zover nodig en mogelijk, maar dient met name de wet te interpreteren en toe te passen, niet zelf in de zaak te voorzien (en dus in feite wetgever te worden).

    Common law daarentegen gaat juist van het (ongeschreven) gewoonterecht uit dat door de rechtspraak wordt erkend en toegepast. De rechter kan recht ‘erkennen’ (maken) als dat er nog niet is (in tegenstelling tot civil law). Het beginsel van stare decisis (precedentwerking) zorgt er dan voor dat het recht uit eenmaal beoordeelde geschillen ook in toekomstige zaken worden toegepast en daarmee geldend recht wordt. Geschreven recht wordt natuurlijk door de rechter meegenomen (i.v.m. zijn positie in de trias politica) maar wordt altijd naast common law (in de zin van rechtspraak) geplaatst.

    Er zijn natuurlijk nog meer verschillen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *