Het is de nachtmerrie van iedere ondernemer: je bedenkt een goede naam voor je bedrijf, product of dienst, en een korte tijd later komt een veel grotere partij met een sterk lijkende naam ‘op de markt’ die jouw handelsnaam dreigt weg te vagen. Afgelopen woensdag was de uitspraak in het kort geding DigiD/Digi-D, waarbij het in 2003 opgerichte bedrijfje ‘Digi-D’ in 2004 werd geconfronteerd met het gebruik van de naam ‘DigiD’ door Stichting ICTU, die namens de Rijksoverheid beveiligde digitale contacten met burgers mogelijk moet maken. De overheid zou de naam DigiD niet mogen gebruiken, omdat het een inbreuk op het handelsnaamrecht van Digi-D op zou leveren, of in elk geval een onrechtmatige daad vormen. De overheid zelf heeft het logo van DigiD bij het merkenbureau gedeponeerd als beeldmerk.
In deze zaak stelde het bedrijf Digi-D veel schade te ondervinden door e-mails, soms met vertrouwelijke informatie, die verkeerd aankomen en beantwoord moeten worden, maar ook daling van de waarde van de eigen handelsnaam door het gebruik van een gelijkende naam door de Staat.
De President van de Rechtbank wijst de vorderingen af, en overweegt daarbij dat de Staat zelf géén gebruik maakt van een handelsnaam door het gebruik van een digitale authenticatiedienst onder de naam ‘DigiD’. Omdat het hier gaat om een activiteit zonder winstoogmerk, kan er ook geen sprake zijn een ‘onderneming’ waarmee inbreuk op een andere handelsnaam plaats zou vinden (Hoge Raad 24-12-1976, LJN: AC5861).
De Staat heeft DigiD weliswaar als merk geregistreerd bij het Benelux Merkenbureau, maar volgens de rechter is er geen sprake van het gebruik van dat merk omdat het logo en woord ‘DigiD’ niet gebruikt wordt ‘om afzet te vinden voor waren of diensten in het economisch verkeer’.
Uit het arrest HvJEG 12 november 2002, zaak C-206/01 (LJN AK3864, Arsenal – Reed, r.o. 40) en HvJEG 25 januari 2007, zaak C-48/05 (LJN BA3332, Opel – Autec, r.o. 18) volgt dat slechts sprake is van merkgebruik indien de tekens ‘DigiD’ worden gebruikt in het kader van een handelsactiviteit waarmee een economisch voordeel wordt nagestreefd. Naar voorlopig oordeel is daarvan geen sprake wanneer, zoals in het onderhavige geval, het teken in het kader van het uitvoeren van een overheidstaak wordt gebruikt ter aanduiding van een authenticatiesysteem waarmee burgers zich in hun communicatie met de overheid kunnen identificeren.
Is er dan misschien sprake van onrechtmatig handelen van de Staat, door zo’n sterk lijkende naam te gebruiken, en deze soms verkeerd te schrijven (uit het vonnis blijkt dat ambtenaren soms ‘Digi-D’ schrijven in plaats van ‘DigiD’ in ambtelijke stukken)? Dat is het geval wanneer er daadwerkelijk en aantoonbaar verwarring optreedt én er aanvullende omstandigheden zijn waaruit de onrechtmatigheid zou blijken. De President van de Rechtbank merkt op dat
[..]niet weersproken is dat de Staat na overleg met Digi-D maatregelen heeft genomen om de verwarring bij het publiek tegen te gaan en dat hij [de Staat, red.] een bedrag van € 100.000 heeft aangeboden als vergoeding voor maatregelen van Digi-D die een einde moeten maken aan de bestaande verwarring. Digi-D meent dat dit bedrag onvoldoende is, maar daarvan blijkt in deze procedure niet.
De Staat heeft eerder blijkbaar €100.000,- aangeboden om Digi-D te helpen een einde te maken aan de verwarring, daarmee wordt natuurlijk gedoeld op het uitkiezen van een andere naam. Dat is geen kleine schadeloosstelling. Digi-D heeft in deze zaak niet (voldoende) aangetoond waarom dit een te laag bedrag zou zijn. Uit de uitspraak van de Rechtbank blijkt ook niet dat helder is betoogd waarom er daadwerkelijk verwarring en schade ontstaan is, en hoe het schadebedrag berekend is. Onbekend is of er nog een bodemprocedure of hoger beroep volgt.
Rechtbank ‘s-Gravenhage 17 november 2010 (DigiD), zaaknummer 371238, KG ZA 10-891 (vonnis)
UPDATE: Bovenstaand bericht is inmiddels overgenomen door Spits (mét bronvermelding) en NU.nl (zonder bronvermelding).
Geef een reactie