Vandaag voorlopig de laatste reeks van enkele arresten die relevant zijn bij het hedendaagse Aansprakelijkheidsrecht. In 2008 zal ik arresten bespreken die van groot belang zijn geworden in het Verbintenissenrecht.
NJ 2002, 214, Chan-a-Hung/Maalsté (Reflexwerking-arrest)
Bromfietser rijdt in het donker tegen een (tegen de rijrichting in fietsende) jeugdige fietser op. Buiten dat art. 185 WVW op deze situatie van toepassing is, wordt hier ook nog eens de ‘100%-regel’ toegepast. Bij kinderen jonger dan 14 jaar is slechts sprake van overmacht bij een dergelijk ongeval (ongemotoriseerd voertuig met een gemotoriseerd voertuig) als er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid*.
* Er is mij tot op heden één (triest) geval bekend van waar hier sprake van was, namelijk in het geval dat jonge kinderen op straat gingen liggen en nog nèt op tijd weg probeerden te komen voor een auto of ander gemotoriseerd voertuig dat vervolgens aan komt rijden.
NJ 1968, 42, Pos/Van den Bosch
In dit arrest wordt een schadevergoeding uit onrechtmatige daad in natura geïntroduceerd: in casu grond tegen een (onafhankelijk) geschatte waarde doorverkopen.
NJ 1975, 372, Centrale Werkgevers Risicobank/Mantel c.s. (Aangereden hartpatiënt-arrest) – condicio sine qua non-verband
Een hartpatiënt wordt aangereden en raakt licht gewond, in feite weinig aan de hand. Later die dag krijgt de hartpatiënt een hartaanval. De Hoge Raad concludeert dat hier sprake is van een causaal verband tussen het ongeluk en het overlijden van de hartpatiënt.
NJ 1980, 77, Versluis/Ziekenzorg (Vader Versluis-arrest)
Vader van een door een medische fout in coma geraakte dochter, stort door een opeenstapeling van gebeurtenissen (welke mede veroorzaakt werden door een obsessie voor het ‘vinden van de waarheid’ m.b.t. de medische fout) in en kan waarschijnlijk de rest van zijn leven niet meer werken. De Hoge Raad oordeelt dat de uitzonderlijke vorm van schade, in combinatie met een zo ver verwijderd verband (..van de medische fout) niet kan leiden tot aansprakelijkheid.
NJ 1986, 137, Henderson/Gibbs en Ned. Antillen (Renteneurose-arrest)
Henderson krijgt door een misverstand klappen op zijn hoofd met een wapenstok van (en door) een agent. Door de psychische gevolgen kan hij de rest van zijn leven niet meer werken. Henderson lijdt aan Renteneurose, een door artsen bevestigde neurotische aandoening waardoor een extra groot verlangen naar schadevergoeding bestaat. De Hoge Raad beoordeelt dat de betreffende agent in theorie het risico heeft genomen een slachtoffer met deze aandoening aan te treffen, waardoor een in casu hogere schadevergoeding gerechtvaardigd is.
NJ 1998, 190, Hilbrands en Oranje-Nassau/Veenhoven (Turnongeval-arrest)
Wedstrijdturnster maakt een ongelukkige val. Ondanks een vanger die haar op had moeten vangen kwam ze toch ten val. Hoge Raad wijst volledige schadevergoeding toe, verweer van wederpartij onvoldoende onderbouwd.
NJ 1999, 145, Wrongful birth-arrest (niet te verwarren met het Wrongful life-arrest, verderop besproken)
Een gynaecoloog vergeet tijdens een operatie het spiraaltje van de patiënt terug te plaatsen. Als gevolg daarvan raakt ze na onveilige gemeenschap met haar partner zwanger en krijgt een derde kind, terwijl ze dat juist niet wilde. Kosten voor verzorging en opvoeding van het kind worden door de Hoge Raad in dit arrest aangemerkt als vermogensschade die de betreffende arts kan worden toegerekend. Smartengeld wordt niet toegekend.
NJ 2000, 584, St. Willibrord/V.
In dit arrest wordt het causaal verband bij de schending van een veiligheidsnorm geïntroduceerd (“Indien door een als onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven”, en vindt er een omgekeerde bewijslast plaats). Een psychiatrische inrichting verzuimt een psychiater te raadplegen als een patiënt, die eerst had gebeld met de mededeling zelfmoord te gaan plegen, dronken en agressief was, een nacht in een hotel had geslapen en zei terug te gaan keren naar het hotel. Vervolgens stapt de betreffende patiënt in een taxi maar rijdt niet terug naar het hotel waar hij de nacht eerder al verbleef, maar naar het huis van V. waar hij brand stichtte. Onzorgvuldigheid en causaal verband van het (niet-)handelen van de inrichting wordt hier aangenomen door de Hoge Raad.
NJ 2006, 606, Baby Kelly-arrest (ook wel Wrongful life-arrest genoemd)
Een verloskundige laat na een noodzakelijk prenataal onderzoek uit te voeren bij een zwangere vrouw. Had ze dat wel gedaan dan was ze tot de ontdekking gekomen dat het babytje geboren zou worden met ernstige lichamelijke en geestelijke handicaps (iets waar op grond van erfelijke afwijkingen, en dat wist de verloskundige, een reële kans toe bestaat). De Hoge Raad stelt het ziekenhuis (als werkgever van de verloskundige) aansprakelijk voor de ‘schade’ van Kelly.
RvdW 2006, 328, Nefalit/Karamus
Een fabrieksmedewerker is op zijn werk jarenlang blootgesteld aan Asbest, maar rookt ook ten minste 28 jaar lang al sigaretten. Vordert nu schadevergoeding voor de bij hem geconstateerde longkanker, terwijl niet met zekerheid vast staat voor welk deel de blootstelling aan asbest hier de oorzaak van is. De Hoge Raad kiest hier voor proportionele aansprakelijkheid gebaseerd op een deskundigenbericht voor de verdeling van de schadevergoeding over Nefalit (voor de blootstelling aan asbest aan de hand van art. 7:658 BW) en eigen risico voor het roken.
NJ 1994, 535, DES-dochters
Je gebruikt een medicijn, gefabriceerd door vele farmaceutische bedrijven, dat later schadelijk blijkt te zijn. De rechter komt tot het oordeel dat er aansprakelijkheid bestaat voor de fabrikant(en) van het middel. Welke fabrikant moet je dan aanspreken? De Hoge Raad vindt dat je ze allemaal aan mag spreken en het dan aan de fabrikant is om te bewijzen dat de schade van de individuele gelaedeerde niet is toegebracht door hem.
NJ 2002, 240, Woudsend/V (Taxibus-arrest, Kindertaxi-arrest, Shockschade-arrest)
Kind van vijf raakt onder een taxibusje door onzorgvuldig gedrag van de bestuurder. De moeder is in de buurt, ziet het gebeuren en rent er op af. Ter plekke ziet ze haar dochtertje voorover met haar gezicht naar de grond op de grond liggen. De moeder wil het kind omdraaien en komt dan tot de schrikbarende conclusie dat het schedeltje verbrijzeld is en ziet de herseninhoud van haar kind op straat liggen. Schadevergoeding voor verdriet bestaat in Nederland niet maar als alternatief introduceert de Hoge Raad hier de term ‘shockschade’, veroorzaakt bij de moeder door de directe confrontatie met het verminkte stoffelijk overschot van haar dochter. De Hoge Raad stelt tevens dat een affectieve relatie de kans op toewijzing van shockschade vergroot.
In verband met een geringe inspanning bij het bestuderen van ieder arrest afzonderlijk, kan het zijn dat bovenstaande samenvatting niet geheel nauwkeurig is en/of onjuistheden bevat. Verbeteringen of aanvullingen verneem ik graag per e-mail!
Geef een reactie