Het internet begint steeds voller te raken met juridische informatie. Toen ik enkele weken geleden meedeed aan de Nationale Pleitmarathon, en slechts 24 uur de tijd had om een pleitnota (ook wel pleitnotitie genoemd) op te stellen, kwam ik er achter dat een bruikbare pleitnota vinden op internet voor een civiele zaak best lastig is!
Om die reden publiceer ik hierbij mijn pleitnotitie, die ik dus (in 24 uur tijd in elkaar heb gedraaid) en heb gebruikt voor de Nationale Pleitmarathon 2008. Het ging om een fictieve zaak, vandaar dat de pleitnota ongeanonimiseerd te downloaden is.
Voor de geïnteresseerden: de pleitnota is geschreven aan de hand van onderstaande casus. De casus is bedacht door advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.
De casus
Elsje heeft twee maanden stage gelopen bij het Kinderdagverblijf “het Bijdehandje”. Aldaar wordt dagopvang aangeboden voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Voor de laatste dag van haar stage heeft Elsje gebak gekocht voor de leidsters. Er is voor ieder van de 8 leidsters wat wils: zo zijn er harde mocca’s, moorkoppen en vruchtentaartjes.
Het weer is prachtig en de leidsters besluiten om met de kinderen te gaan picknicken in het gemeentelijk plantsoentje dat tegenover het kinderdag verblijf ligt. Elsje neemt de gebaksdoos mee zodat ze in het plantsoentje kan uitdelen.
Als de thermoskannen met koffie worden uitgeschonken gaat de taartdoos open. Juf Ans doet eigenlijk aan de lijn. Bij wijze van compromis kiest zij voor een vruchtentaartje. Ze heeft het echter nog niet in haar handen of er hangen al twee kinderen aan haar been waaronder Jip van drie. Jip moet onbedaarlijk huilen. Ans troost hem. Als Jip een jongetje aanwijst dat de reden voor zijn verdriet is, slaat hij prompt de helft van het gebakje uit Ans’ handen. Het komt in het gras terecht waar Ans het laat liggen. Er komt af en toe een vogeltje op af en dat vindt Ans leuk om te zien. Ze zijn bovendien toch buiten dus dan maakt een beetje taart op de grond niet uit, vindt Ans.
Na anderhalf uur buiten gezeten te hebben besluiten de leidsters dat het wel weer mooi is geweest. De kinderen zijn moe en hangerig en dus wordt de boel opgeruimd om weer over te steken naar het kinderdagverblijf. Elsje steekt ook haar handen uit de mouwen en kijkt goed om zich heen of er in het gras geen speelgoed is achtergelaten. Elsje kijkt zelfs zo goed dat ze geen oog meer heeft voor waar ze loopt. Met haar gladde zolen stapt ze in het restant van Ans’ vruchtentaartje. Elsje glijdt uit en komt ongelukkig ten val. Nadat ze kermend van de pijn naar het ziekenhuis is afgevoerd blijkt ze bij haar val haar rechterpols op meerdere plaatsen gebroken te hebben.
Door die polsbreuk loopt Elsje studievertraging op. Ze zou nog een tweede en laatste stage moeten doen van twee maanden. Daar kan zij pas aan beginnen nadat haar pols is genezen. Als gevolg hiervan duurt het dus drie maanden langer alvorens Elsje de arbeidsmarkt kan betreden. Elsje meent als gevolg hiervan inkomensschade te lijden. Zij becijfert die op drie netto maandsalarissen van een beginnend medewerkster in de kinderopvang.
Veel erger vindt Elsje nog dat de polsbreuk er toe leidt dat zij op voorhand niet in aanmerking komt voor een plaats in de Nederlandse Olympische dames handbalselectie. Het Nederlands damesteam heeft zich geplaatst voor de Olympische spelen. Ten tijde van de kwalificatie maakte Elsje nog geen deel uit van het Olympisch team. Elsje speelde wel al in Jong Oranje en de kans was aanwezig dat zij voor de Spelen zou zijn geselecteerd. Iedere kans daarop is nu in de grond geboord. Elsje is van mening ook om die reden schade te hebben geleden. Deelname aan de Olympische Spelen is goed voor de maatschappelijke carrière. Elsje kan de op deze grond beweerdelijk geleden (materiële) schade nog niet precies becijferen. Zij vordert met betrekking tot deze schadepost verwijzing naar een schadestaatprocedure.
Het missen van de Olympische Spelen heeft Elsje ook in zak en as doen belanden. In verband daarmee wenst zij een vergoeding van immateriële schade van € 30.000.
De schade is dus zowel materieel als immaterieel en voor een deel (materieel) nog niet te begroten. En dat allemaal vanwege een valpartij op de laatste dag van haar stage waarvoor ze, behoudens haar reiskosten, geen enkele vergoeding ontving.
Elsje zit vol frustratie en stapt naar een advocaat (mr. X). Die maakt bij de kantonrechter een vordering tot schadevergoeding aanhangig ex art. 7:658 BW. Mr.Y treedt op voor de Stichting die het Kinderdagverblijf exploiteert. Mr. Y werpt in de eerste plaats een bevoegdheidsincident op. Daarnaast bestrijdt hij de vordering met elk denkbaar argument.
Ik was gedaagde. Download hier mijn pleitnotitie:
Geef een reactie